Hij was ondertussen een loopbaan bij de provincie Antwerpen begonnen onder provinciaal architect Eugène Gife, in 1876 als klerk-tekenaar, vanaf 1877 als conducteur. Hij bekleedde het ambt van provinciaal architect voor het arrondissement Mechelen van 1899 tot 1930, toen hij werd opgevolgd door zijn zoon Gustaaf Careels (1896-1975).
Hij was in 1893 ook leraar boetseerkunst aan de Stedelijke Academie voor Schone Kunsten te Lier, waar hij later tot directeur werd benoemd, en was vanaf 1920 lid van de Commissie voor Monumenten van het bisdom Mechelen. Zijn loopbaan in overheidsdienst combineerde hij vanaf 1885 met een succesvolle carrière als privé-architect.
Careels was een bedreven eclecticus die in en om Lier een groot aantal gebouwen tot stand bracht in de meest uiteenlopende stijlen. Als provinciaal architect heeft hij tal van kerken hersteld, vergroot of gebouwd en ook een aantal scholen en gemeentehuizen tot stand gebracht. Zijn loopbaan in overheidsdienst combineerde hij met een succesvolle carrière als privé-architect. In zijn eigen stad werkte hij zijn vroege voorliefde voor een eclectisch benaderde Vlaamse neorenaissance verder uit. Charles Cools, een succesvolle ondernemer, katholiek politicus, provincieraadslid en later senator, was een belangrijke opdrachtgever.