Identificatie Organisatie Profiel Belgische onderwijsinstelling Referentienummer act-0000695 Achternaam / organisatienaam Koninklijke Academie voor Schone Kunsten, Gent Geboortedatum / datum van oprichting 1751 Alternatieve naam Academie Royale des Beaux-Arts Academie voor Schone Kunsten, Gent Académie Royale de Dessin, de Sculpture et d'Architecture Académie royale de dessin, de sculpture et d’architecture Ecole centrale du département de l'Escaut KASK, Gent Koninglijke Academie van Teeken-, Schilder-, Beeldhouw- en Bouwkunst Koninklijke Academie van Schoone Kunsten Koninklijke Academie voor Schone Kunsten (HoGent) Koninklijke Academie voor Schone Kunsten, Gent Koninklijke Academie voor Teken-, Schilder-, Beeldhouw-, Graveer- en Bouwkunst Middelbare en Hoogere School voor Bouw- En Sierkunsten Nationaliteit Belgisch Biografie / organisatiegeschiedenis De Academie voor Schone Kunsten in Gent werd opgericht in 1751 door de Gentse schilder Philippe-Carel Marissal vanuit de nood aan een goede kunstenaarsopleiding, los van de traditionele corporatieve structuren: de cultus van het schone, l’art pour l’art stond centraal in deze opleiding voor de artistiek begaafde elite. Daarnaast speelde het aspect prestige een rol: als provinciehoofdstad wilde Gent ook, in navolging van Parijs en na Antwerpen (1663), Brussel (1711) en Brugge (1717), over een eigen academie beschikken. Nadat het onderwijs enkele jaren verzorgd werd door een beperkte en wisselende ploeg van professoren (wat zich ook weerspiegelde in het leerlingenaantal), kreeg de Academie vanaf 1770 een vaste bestuurstructuur (met o.a. een voorzitter, 12 bestuursdirecteurs, 3 ere-directeurs en 6 professeurs-directeurs) en een loontrekkend professorenkorps. Kort daarna bestendigde keizerin Maria Theresia de ‘koninklijke protectie’ (d.d. 1754) van de instelling: vanaf 1771 zou de Academie officieel ‘Koninglijke Academie van Teeken-, Schilder-, Beeldhouw- en Bouwkunst’ heten. Net als in Antwerpen, wordt de Academie in Gent onder Frans bewind tijdelijk gesloten. In 1840 werd de Academie erkend als stedelijke instelling, wat betekent dat ze op geldelijke steun van de stad kon rekenen en dat de stad bevoegd was voor de benoeming van bestuur en professoren. In 1841 kwam de pedagogische en artistieke leiding in handen van één directeur. Vanaf 1851 tot 1877/1892 werden aan deze ‘premier directeur-professeur’ bijkomende ‘directeurs-professeurs’ voor de verschillende afdelingen toegevoegd. Gedurende ongeveer anderhalve eeuw werd het onderwijs georganiseerd in 3 cycli van telkens 2 studiejaren. De eerste cyclus (‘section professionnelle’) was vooral gericht op tekenles, terwijl de 2 hogere cycli ('section théorique’ en ‘cours supérieur’) voorbehouden waren voor ‘de eigenlijke academische opleiding’ (de hogere cycli van de afdeling bouwkunde waren opgebouwd rond de analyse van de bouwordes en bouwkundige elementen en rond architecturale compositie). Het onderwijs had plaats vanaf eind oktober tot eind maart en kreeg daarom de naam Winterles. Het ging om avondlessen waarvan het begin- en einduur varieerden naargelang het seizoen; in 1864 werd de academie een volwaardige dag- en avondschool. Over de precieze inhoud van het onderwijs zijn weinig gegevens bekend. Het eerste gekende gedetailleerde programma dateert van 1792 en bleef ca. een halve eeuw nagenoeg ongewijzigd. Vanaf 1829 werd het onderwijs sterker wetenschappelijk en artistiek-historisch onderbouwd, met (nieuwe) vakken als rekenen en meetkunde, theorie der schaduwen, constructie en de grondbeginselen van de antieke, middeleeuwse en moderne bouwkunde. Adolphe Pauli, ‘professeur-directeur’ aan de Academie van ca. 1851 tot 1890 zou de technische en wetenschappelijke aspecten van het onderwijs verder uitbouwen. Onder Jean Delvin, directeur van 1902 tot 1920, brak een nieuwe periode aan. Delvin bepleitte vanaf ca. 1904 de modernisering en uitbreiding van de gebouwen; in 1905 werd een ‘teekenleergang voor juffrouwen’ ingericht; de bibliotheek werd uitgebouwd; in 1907 werd een aparte afdeling ‘Versieringskunst’ ingericht. De belangrijkste wijziging die Delvin doorvoerde, was de hervorming van de architectuuropleiding. Vanaf het academiejaar 1912-1913 werd het architectuuronderwijs niet langer georganiseerd in 3 cycli van 2 studiejaren, maar zou voortaan 7 jaar duren (excl. 5 jaar tekenonderwijs als verplichte voorbereiding). De opleiding werd gesplitst in 2 graden: een lagere graad van 3 jaren die gericht was op de vorming van ‘constructeurs’ (als ‘vroegtijdige finaliteit’ voor de vele leerlingen die slechts enkele jaren les volgden en daarna hulparchitect, tekenaar of werftoezichter werden) en een hogere graad van 4 jaren voor architecten (vanaf 18 jaar; met de studie van de klassieke orden in het vierde en vijfde jaar, architecturale compositie in het zesde en zevende jaar, eventueel gevolgd door 2 ‘vervolmakingsjaren’ over de Romaanse en gotische bouwstijl). Bij de verlenging van de studieduur hoorde ook een aantal nieuwe cursussen, zoals statische berekeningen, compatibiliteit, wetgeving i.v.m. het bouwvak, grondbeginselen der natuur- en scheikunde, en mechanica. Tijdens het interbellum kende de Academie een bloeiperiode. Er waren nu 6 afdelingen: de afdeling teken- en schilderkunst werd gesplitst, en aan de bestaande afdelingen voor beeldhouwkunst, architectuur en decoratieve kunsten werd de afdeling graveerkunst toegevoegd. Onder het bestuur van Oscar Van de Voorde werd het architectuuronderwijs tijdens het interbellum gemoderniseerd en sterker op de praktijk gericht, vb. met een cursus over gewapend beton. De leraren in de afdeling bouwkunst waren –behalve voor enkele theoretische vakken- allen oud-leerlingen van de Academie: het was gebruikelijk dat wie zich onderscheiden had, bijvoorbeeld in de ‘Groote Prijskamp’, ‘hulpleraar’ en nadien vaak leraar werd. N.a.v. de bescherming van het diploma en het beroep, werd het programma in 1936 nogmaals gewijzigd. De omschakeling van avondonderwijs naar een volwaardige dagopleiding ging gepaard met een aanzienlijke uitbreiding van het lessenpakket, met meer theorielessen en de introductie van nieuwe vakken zoals aardkunde, steen-, hout- en ijzerbewerking, metallurgie, geschiedenis, aardrijkskunde en urbanisatie (vanaf 1935 als zondagsleergang ‘stedenbouw en tuinaanleg’). In 1945 werd Geo Bontinck aangesteld als directeur. Onder zijn leiding, en in navolging van het progressief beleid van Oscar Van de Voorde en Jan-Albert De Bondt, werd de ‘style classique’ definitief afgewezen. Bontinck, een overtuigd modernist, creëerde binnen de afdeling Architectuur een nieuw klimaat, met een onderwijs dat inspeelde op de noden en vereisten van een moderne architectuurpraktijk. Na WOII werden nieuwe opleidingen toegevoegd aan het architectuuronderwijs: vanaf ca. 1947 werd de afdeling Binnenhuisarchitectuur georganiseerd, in 1951 werd de opleiding stedenbouw opgericht door toedoen van R. Verbanck. Na de invoering van het nieuwe programma in 1949 (5 jaar na de humaniora), bleef –net als in enkele andere scholen zoals het Sint-Lucasinstituut- de Academie inhoudelijk nog een aantal jaren vasthouden aan het zevenjarig regime door 2 voorbereidende jaren in te richten op secundair niveau (in 1989 werden de secundaire afdelingen ondergebracht in het autonome Stedelijk Secundair Kunstinstituut). In 1970 werd de architectuurafdeling losgekoppeld van de Academie: de Academie bleef het kunstonderwijs verzorgen (vrije en toegepaste kunsten; de afdelingen werden administratief en programmatorisch aangepast aan de ‘officiële rijksnormen voor subsidieerbaarheid’), terwijl het architectuuronderwijs (incl. de specialisaties in stedenbouw en binnenhuis) werd ondergebracht in een zelfstandige instelling: het Stedelijk Hoger Instituut voor Architectuur en Stedenbouw (SHIAS). Ondanks de sterke aantrekkingskracht die de autonome architectuurschool uitoefende, moest het SHIAS in 1991 de deuren sluiten. De architectuurafdeling werd stopgezet, de afdeling interieurarchitectuur werd in 1994 opnieuw opgenomen in de Academie (vierjarige opleiding binnenhuisarchitectuur) en de afdeling stedenbouw werd in ca. 1995 overgeheveld naar het CVO-Gent (Centrum voor Volwassenvorming v.h. Gemeenschapsonderwijs Gent). De Academie, die in 1995 verhuisde naar de Bijlokesite, verloor haar autonomie in datzelfde jaar: ze ging op in de HoGent als ‘departement architectuur, audiovisuele en beeldende kunst’ (architectuur staat dan voor interieurarchitectuur, in een driejarige opleiding interieurvormgeving; in 2009 werd ook een afdeling 'Drama' ingericht). Het departement hield in 2011 op te bestaan: de KASK en het Koninklijk Conservatorium vormen vanaf het academiejaar 2011-2012 samen de ‘School of Arts’ van de HoGent. In 2011 werd hier een afdeling tuin- en landschapsarchitectuur ingericht. Is archiefvormer van Tekeningenarchief Koninklijke Academie voor Schone Kunsten, Gent, bewaard door De KunstenbibliotheekAntiquariaat Koninklijke Academie voor Schone Kunsten, Gent, bewaard door De KunstenbibliotheekCollectie glasnegatieven Koninklijke Academie voor Schone Kunsten, Gent, bewaarplaats niet publiek/onbekendAdministratief archief Koninklijke Academie voor Schone Kunsten, Gent, bewaard door Archief Gent Inhoudelijk gerelateerde archieven Archief van Albert Van huffel, bewaard door Design Museum GentArchief van F.J.P. Hye-Schoutheer, bewaard door Universiteitsbibliotheek UGentDocumenten betreffende Belgische en vreemde kunstenaars en het kunstleven, voornamelijk in de 20e eeuw, bewaard door Universiteitsbibliotheek UGentArchief van Louis Roelandt, bewaard door Universiteitsbibliotheek UGent Bronnen en literatuur https://fr.wikipedia.org/wiki/Académie_royale_des_beaux-arts_de_Gand (laatst geraadpleegd op 24/03/2022) Meplon, Chris, et al. Design Biennale Interieur 2010. Kortrijk: Interieur, 2010. Vermeersch, Lowie. Biennale Interieur 2012 : Highlights. Kortrijk: Interieur, 2012. Kieckens, Christian, et al. 24th International Biennale Interieur 2014 : the Book. Kortrijk: Interieur Foundation, 2014. Referenties in andere databanken Wikidata https://www.wikidata.org/wiki/Q5546853 ODIS http://www.odis.be/lnk/OR_5864 Gecontroleerde trefwoorden Beroepen of funties 19 - onderwijsorganisatie (organisatie) Disciplines Architectuur Stedenbouwkunde Gemeentes Gent (België > Vlaanderen > Provincie Oost-Vlaanderen > Arrondissement Gent > Gent) Vrije trefwoorden onderwijs onderwijsinstellingen architectuur stedenbouw