Identificatie Persoon Referentienummer act-0014574 Achternaam / organisatienaam Casier Voornaam Joseph Geboortedatum / datum van oprichting 1852/03/31 Datum van overlijden / stopzetting 1925/12/15 Alternatieve naam Casier (familienaam) Joseph (eerste voornaam) Geslacht m Biografie / organisatiegeschiedenis Joseph Casier, als oudste zoon van Désiré Casier en Léonie-Henriette Le Grand geboren op 31 maart 1852, genoot in het hierboven geschetst conservatief-katholiek milieu van een onbezorgde jeugd. Hij ontving huisonderwijs van diverse leraren. Zijn ouders en de parochiepriester verzorgden zijn religieuze vorming. Na het doorlopen van de klassieke humaniora aan het Gentse Sint-Barbaracollege, behaalde hij de diploma's van kandidaat in de Wijsbegeerte en Letteren (Collège Notre-Dame de la Paix, Namen 1870) en doctor in de Rechten (Katholieke Universiteit Leuven, 1873). Casier ambieerde nochtans geen loopbaan als advocaat. Bijna onmiddellijk na zijn studies ging hij aan de slag in het familiebedrijf "Casier Frères". Joseph Casier huwde op 24 april 1878 met Henriette Leirens (1856-1886), dochter van de invloedrijke textielbaron en senator Léon Leirens-Eliaert uit Aalst. Het jonge echtpaar vestigde zich in de Sleepstraat, waar ook de ouders-Casier woonden. Joseph Casier kende in zijn gezinsleven talrijke tegenslagen. Zijn oudste zoon Léon, geboren in 1879, overleed reeds in 1882 aan een hersenvliesontsteking. Vier jaar later stierven zijn jonge vrouw, die reeds van in haar jeugd worstelde met een zwakke gezondheid, en hun enkele maanden oude zoontje Pierre. De twee overblijvende kinderen Fernand en Marie-Josèphe werden vooral door de grootouders en door tanta Clara Casier opgevoed. Marie-Josèphe, die net zoals haar moeder geen sterk gestel had, overleed vroegtijdig in 1908 op 25-jarige leeftijd. Joseph Casier verloor in 1882 niet alleen zijn oudste zoon, maar ook zijn goedbetaalde baan bij de vlasspinnerij "Casier Frères". Na de perikelen tussen oom Jean en vader Désiré was er blijkbaar geen plaats meer voor hem. Op uitdrukkelijk verzoek van zijn schoon-ouders (en na een kort intermezzo als handelaar in Russisch vlas) engageerde Joseph Casier zich vanaf juni 1883 als partner en beheerder van de Usines Eliaert-Cools, een in Aalst gevestigde spinnerij. Elke dag spoorde hij van Gent naar Aalst en terug. Maar de textielindustrie maakte op dat ogenblik een zware crisis door. De financiële problemen van schoonvader Léon Leirens en het inefficiënt beheer door diens kinderen, brachten de onderneming, die voor een dure, maar noodzakelijke modernisering stond, op de rand van het bankroet. Joseph Casier stak veel tijd en energie in het behartigen van de zaken-belangen van zijn schoonouders, maar dat mocht niet baten. De S.A. Union Textile, ontstaan in 1891 na de fusie van de oude firma Eliaert-Cools met een aantal andere Aalsterse textielbedrijven, ging in 1896 failliet. Dat debacle maakte Joseph Casier echter niet meer mee. In april 1895 had hij het gerenommeerde glazeniersatelier Bethune-Verhaegen overgenomen. Hij gaf het atelier, dat zijn bloeiperiode nochtans achter de rug had, een nieuwe dynamiek, al bleef hij (mits enkele toegevingen aan de tijdgeest) trouw aan Bethunes stijl. Het glazeniersatelier voorzag Casier tot aan zijn overlijden van een relatief zeker inkomen. Toch bleken de inkomsten niet voldoende te zijn om zijn levensstandaard en drukke bezigheden te financieren. Dankzij Arthur Verhaegen vond hij een bijverdienste als inspecteur voor Vlaanderen van de verzekeringsmaatschappij Royale Belge. De overname van het neogotische glazeniersatelier beantwoordde perfect aan Casiers interesse voor kunst. Tijdens zijn studies in Leuven was hij (onder invloed van bibliograaf pater A. De Backer en theoloog kanunnik Edmond Reussens) gefascineerd geraakt door archeologie, literatuur en (christelijke) kunst. Vanuit zijn ultramontaanse achtergrond ging Casiers interesse vooral naar de (neo)gotiek, volgens Jean Baptiste Bethune dé christelijke kunst bij uitstek. Joseph Casier was reeds in 1877 opgenomen in de Gilde van Sint-Thomas en Sint-Lucas, die de zuivere archeologisch-historisch gefundeerde neogotiek propageerde. Vanaf het midden van de jaren 1890 trad Joseph Casier in deze vereniging, die sinds het overlijden van stichter en bezieler Jean Baptiste Bethune in 1894 over haar hoogtepunt heen was, meer en meer op de voorgrond. Hij werd verkozen als schat-bewaarder en ontpopte zich als de drijvende motor achter de meerdaagse gildenreizen. Casier was dan tevens "fotograaf van dienst". In het Bulletin van de Gilde en ook in de Revue de l'Art Chrétien publiceerde hij diverse verslagen. Talrijke foto's en zelfs tekeningen van hem werden in deze bladen opgenomen. Fotografie, op het eind van vorige eeuw een hobby voor de rijke burgerij, groeide uit tot een ware passie voor Joseph Casier. Geregeld trok hij met het statief op pad. Vooral christelijke architectuur en het pittoreske plattelandsleven genoten zijn aandacht. Als goede amateur-fotograaf kreeg hij vrij vlug erkenning. Zijn stadsgenoten Albert Canfyn en Guillaume Van Assche droegen hem op 3 december 1890 voor als lid van de Association Belge de Photographie. Enkele jaren later, op 28 april 1895, werd Joseph Casier zelfs verkozen tot voorzitter van de vereniging. Op een kleine onderbreking in 1901 na, bleef hij voorzitter tot 1904. In die periode zat hij alle maandelijkse vergaderingen voor en zetelde hij in tal van jury's. Onder zijn voorzitterschap kende de vereniging haar grootste bloei. Vanaf het midden van de jaren 1880 verschoven de ultramontanen het accent van hun actie van het politieke naar het maatschappelijke terrein. De nationale verkiezingsoverwinning van 1884 en het uitvaardigen van de encycliek Rerum Novarum in 1891 was hier uiteraard niet vreemd aan. De aandacht ging voortaan, onder druk van het opkomende socialisme en de groeiende tendens tot secularisatie, uit naar de opbouw van diverse katholieke sociale werken. Vanaf omstreeks 1880 engageerde Joseph Casier zich in het nog prille katholieke organisatieleven in Gent. Hij trad zo in de voetsporen van zijn vader. Joseph Casier werd in 1885 lid van het directiecomité van Le Bien Public en was bovendien zeer bedrijvig in de mede door Désiré Casier opgerichte Katholieke Conservatieve Kiesvereniging. De gemeenteraadsverkiezingen van 1890 verliepen weinig succesvol, maar in 1895 werd Casier verkozen tot gemeenteraadslid, een functie die hij zou bekleden tot zijn overlijden. Na het ontslag van Gerard Cooreman als gemeenteraadslid, nam Casier de functie van fractiewoordvoerder op zich. Als gemeentelijk politicus was Casier zeer bedrijvig. Hij zetelde in talrijke commissies en stelde rapporten op over knelpunten inzake onderwijs, liefdadigheid, openbare werken en financiën. Toch drukte Casier vooral zijn stempel op het stedelijk beleid inzake musea en monumentenzorg. Hij wenste Gent opnieuw zijn waardigheid als historische stad te bezorgen. Samen met de liberale burgemeester Emile Braun promootte Casier de renovatie van het oude stadscentrum van Gent, met o.a. het Gravensteen en de zogenaamde "kuip" (de zone rond de Sint-Baafskathedraal, het Belfort, de Sint-Niklaaskerk en het stadhuis). Na het overlijden in 1912 van Ferdinand Van der Haeghen, "den vader der archeologie in Gent", werd Joseph Casier voorzitter van de Stedelijke Commissie voor Monumenten. In deze hoedanigheid was hij de grote promotor achter de restauratie van de gotische Bijloke-abdij en de herbestemming als archeologisch museum. De organisatie van de Wereldtentoonstelling in Gent in 1913 was niet alleen een bekroning van de renovatiewerken, maar betekende ook een hoogtepunt voor Casiers publiek engagement. Hij werd directeur-generaal van het eerste algemene bestuur van de organiserende vennootschap. Tijdens een wandeling met boezemvriend Léon Nève in oktober 1923 werd Joseph Casier plots onwel. Hij bleef ijverig voort werken, onder meer aan de belangrijke provincieraadsverkiezingen van november 1925, wat hem uiteindelijk fataal zou worden. Na vier maanden bedlegerigheid overleed Joseph Casier op 15 december 1925. Inhoudelijk gerelateerde archieven Antiquariaat Koninklijke Academie voor Schone Kunsten, Gent, bewaard door De Kunstenbibliotheek Bronnen en literatuur Bronnengids architectuuronderwijs Vlaanderen, VAi/CVAa, Antwerpen, 2012. MEGANCK Leen. Bouwen te Gent in het Interbellum (1919-1939). Stedenbouw, onderwijs, patrimonium: een synthese. UGent, Vakgroep Kunst-, muziek- en theaterwetenschappen, onuitgegeven doctoraatsverhandeling, 2002. Bergmans, Anne; Coomans, Thomas en De Maeyer, Jan, De neogotische stijl in de Belgische sierkunsten, in: Leblanc, Claire (red.), Art nouveau & design. Sierkunst van 1830 tot Expo 58, tentoonstellingscatalogus, Racine-Lannoo, Bruxelles-Tielt, 2005, p. 49. Referenties in andere databanken ODIS http://www.odis.be/lnk/PS_4639 Gecontroleerde trefwoorden Disciplines Architectuur Vormgeving (algemeen) Gemeentes Gent Vrije trefwoorden onderwijs architectuur vormgeving