Jozef Viérin

Jozef Viérin volgde architectuurstudies aan de Sint_lucasschool Gent. Vanaf ca. 1900 was hijactief bij de Kortrijkse Kunstgilde. Deze groep katholieke kunstenaars zoals Jozef De Coene (1875-1950), Pieter-Jozef Laigneil (1870-1950) en Jozef Lelan (1868-1953) liet zich inspireren door onder andere de Engelse Arts & Crafts. Voor de oorlog legde Viérin zich toe op het bouwen van villa’s en cottages, een bouwpraktijk die was voorafgegaan door een uitgebreide studie van lokale bouwtradities en stijlelementen. De woning Lijsternest in opdracht van schrijver Stijn Streuvels (1871-1969) uit 1905 is wellicht zijn meest bekende vooroorlogse realisatie. In 1908 ruilde Jozef Viérin Kortrijk in voor Brugge en in 1911 werd hij lid van de Koninklijke Commissie voor Monumenten. Viérin verbleef tijdens de oorlog afwisselend in Engeland en aan de kuststreek, waar hij schetsen maakte van de lokale architectuur. Deze optekeningen leidden in 1921 tot de publicatie Over de landelijke woning aan de Vlaamsche kust. Kenteekens der bouwwijze van de streek. Na de oorlog werd Viérin door de bevoegde Hoog Koninklijk Commissaris Eugeen De Groote (1861-1951) aangesteld als architect verantwoordelijk voor Nieuwpoort en Diksmuide. Voor Nieuwpoort kreeg hij de opdracht een algemeen plan van aanleg uit te werken en de belangrijkste publieke gebouwen (hallen, belfort, Onze-Lieve-Vrouwekerk, stadhuis) te ontwerpen. Hiertoe bouwde hij verder op verfraaiingsplannen die hij samen met zijn schoonbroer Henri Carbon al vóór de oorlog ontwikkelde. Viérin was niet alleen aangesteld door het Hoog Koninklijk Commissariaat, ook het gemeentebestuur van Nieuwpoort gaf hem een bijzonder statuut. Door zijn positie als gemeentelijk adviseur met bindende advieskracht kon hij de stijleenheid – een soort neo-Brugse stijl met lokale accenten op basis van vooroorlogse Nieuwpoortse architectuur – in het gebied rond de markt sterk in de hand houden. In Diksmuide stond Viérin eveneens in voor de wederopbouw van representatieve gebouwen en voor de algemene coördinatie van de heropbouw van de stad. Ook in andere Westhoekgemeenten was Jozef Viérin op een of andere manier betrokken bij de wederopbouw: in de inventaris van de Dienst der Verwoeste Gewesten staan projecten vermeld in Avekapelle, Dranouter, Eggewaartskapelle, Houthulst, Klerken, Koksijde, Lampernisse, Lo, Nieuwkerke en Proven. Zijn zoon Luc Viérin was betrokken bij de plannen van zijn vader voor Diksmuide en tekende daarnaast zelf enkele ontwerpen voor Brielen, Diksmuide en Houthulst. Met betrekking tot Diksmuide werd ook samengewerkt met Antoine Dugardyn en met Richard Acke (Begijnhof). Daarnaast werkte Jozef Viérin mee aan de standaardisatie van baksteen en raam- en deurelementen door de Bouwdienst van de Dienst der Verwoeste Gewesten en was hij lid van het Comité consultatif d’architecture, ingesteld in 1920 door minister van Binnenlandse Zaken Jules Renkin (1862-1934). Volgens Piet Viérin (zoon van Luc) werd Luc Viérin relatief jong ingeschakeld in het architectenbureau van zijn vader, die in de jaren 1920 door een maagziekte werd geveld en niet alle projecten zelf kon opvolgen.* LOOPBAAN:1907: deelname in Gent aan de tentoonstelling met oud-leerlingen van Sint-Lucasschool, ingericht door de Gilde van Sint-Lucas en Sint-Jozef;Lid van de Kortrijkse Kunstgilde;1911: lid van de Koninklijke Commissie voor Monumenten;1913: deelname aan de Wereldtentoonstelling te Gent;Bevriend kunstenaa