Identificatie Organisatie Profiel Belgische onderwijsorganisatie in Leuven Referentienummer act-0000519 Achternaam / organisatienaam Departement Architectuur, Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening (KU Leuven) Geboortedatum / datum van oprichting 1981 Alternatieve naam ASRO Departement Architectuur, Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening (KU Leuven) Nationaliteit Belgisch Biografie / organisatiegeschiedenis Het Departement Architectuur, Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening werd opgericht in 1981-1982: voordien maakte de afdeling architectuur samen met de afdeling bouwkunde (vanaf dan “Departement Bouwkunde” of “Departement Burgerlijke Bouwkunde”) deel uit van het Departement Constructie van de Faculteit der Toegepaste Wetenschappen. Aan het departement ASRO werd onderzoek uitgevoerd in het Laboratorium voor Bouwfysica (hygrothermisch gedrag van materialen en gebouwdelen, akoestiek), het CADLAB (computergesteunde ontwerpsystemen en rationalisatie van het bouwproces), de vakgroep Theorie en Geschiedenis (Renaissancearchitectuur en 19e en vroeg 20ste eeuwse architectuur en stedenbouw), het Centre for Human Settlements (verstedelijking en bouw- en wooncondities in Afrika en het Verre Oosten) en de werkgroep Regionale Planning (regionale ontwikkeling en ruimtebeleid in België). Deze verschillende onderzoeksdomeinen evolueerden doorheen de jaren tot de 4 huidige onderzoeksafdelingen van het departement ASRO: Afdeling Architectuurgeschiedenis en Monumentenzorg (AG&M), Onderzoeksgroep Stedenbouw en Architectuur (OSA), Afdeling Ontwerp- en Bouwmethodiek (OBM) en Onderzoeksgroep Planning en Ontwikkeling (P&O). Historiek opleiding burgerlijk ingenieur-architect: De ingenieursstudies, ingericht aan de Ecoles Spéciales van de Katholieke Universiteit te Leuven vanaf 1864-1865, leidden initieel tot het polyvalente diploma ‘d'ingénieur des arts et manufactures, du génie civil et des mines’: anders dan in Gent en in Luik werd (tenzij in enkele praktische colleges vanaf 1871-1872) geen onderscheid gemaakt tussen verschillende specialisaties. Pas vanaf 1878-1879 werd het programma onderverdeeld in 4 studierichtingen, met bijhorende diploma’s: naast de polyvalente opleiding ‘ingénieur des arts et manufactures, du génie civil et des mines’ werden ook afzonderlijke opleidingen tot ‘ingénieur des constructions civiles et des constructions mécaniques’, ‘ingénieur des arts chimiques’ en ‘ingénieur architecte’ ingericht. Het programma van de opleiding ingénieur-architecte werd uitgewerkt door Joris Helleputte vanaf 1874. De belangrijkste architectuurcolleges werden door hem gedoceerd. Daarnaast doceerde Edmond Reusens vanaf 1867-1868 het college ‘les antiquités chrétiennes et l’archéologie’ (verplicht vanaf 1878-1879 voor de studenten ingénieur-architecte). Helleputte, ‘professeur agrégé’ van Louis Cousin (professor burgerlijke bouwkunde) doceerde vanaf 1874 de colleges ‘architectuur’, een verplicht onderdeel voor de studenten van het 3e en 4e jaar van de verschillende afdelingen. Vanaf 1876-1877 volgde hij A.J.A. Devivier op voor het college ‘industriële fysica’. Vanaf 1878, wanneer de opleiding tot ingénieur-architecte werd ingevoerd, zou Helleputte nagenoeg alle colleges m.b.t. architectuur doceren (behalve ‘burgerlijke bouwkunde’ door Cousin en ‘christelijke archeologie’ door Reusens): ‘éléments d’architecture’, ‘architecture civile et réligieuse’, ‘les principes d’architecture’, ‘histoire raisonnée de l’architecture’, esthétique appliquée à l’architecture’, maar ook grafische werken (Tekenen en ontwerpen). De theoretische colleges werden aangevuld met ‘praktische werken’: Excursies en rapporten (om ‘de merkwaardigste monumenten van het land te leren kennen en hen verder vertrouwd te maken met de beroepspraktijk van de ingenieur’; werkstages tijdens de vakantieperiodes ‘om zich in te werken in all details’ en ‘de noodzakelijk praktische kennis te verwerven voor de uitoefening van het beroep’), Laboratoriumwerken (‘onderzoek van de scheikundige samenstelling en de dosering van materialen en mengsels die in het bouwen gebruikt worden’) en Tekenen en ontwerpen (opmeten van bestaande monumenten, restauratie- en nieuwbouwontwerpen met detailtekeningen, meetstaten, kostenramingen, lastenboek). De grafische werken worden geleid door Helleputte (bijgestaan door Stephan Mortier in 1879-1881). In 1890 werd Helleputte hiervoor opgevolgd door Vincent Lenertz. In de periode 1878-1890 studeren 10 ingenieurs-architecten af; de afzonderlijke opleiding zou zelfs tijdelijk ter dicussie gesteld worden. De structuur van het onderwijsprogramma dat vanaf 1878 werd gedoceerd bleef tot 1890 zo goed als ongewijzigd. In 1890, gelijktijdig met de inrichting van de wettelijke graden van ‘candidat ingénieur’, ‘ingénieur civil des mines’ en ‘ingénieur civil des constructions’, werd het diploma ‘ingénieur architecte’ als wetenschappelijke graad erkend. De studieduur van de opleiding van vier jaar bleef behouden in Leuven (anders dan in Gent, waar deze op vijf jaar werd gebracht), maar de opleidingsonderdelen werden inhoudelijk herschikt. De architectuurcolleges, die naar de laatste twee studiejaren werden verschoven, werden gedoceerd door Helleputte (‘les éléments d’architecture’ als enige ‘optie-vak’ in het tweede jaar, ‘les constructions du génie civil’, la technologie de professions élémentaires’, ‘l’architecture civile, l’architecture religieuse et l’histoire de l’architecture’, ‘l’architecture industrielle’), Arthur Vierendeel (‘la stabilité des cosntructions’), Reusens (‘l’archéologie chrétienne’), Lenertz (‘travaux graphiques relatifs à l’architecture’) en Nicolas E. Breithof (‘travaux graphiques relatifs à la stabilité des constructions’). Helleputte werd vanaf 1907 gesecondeerd en vanaf 1910 opgevolgd door Albert–G. Van Hecke (burgerlijke en industriële architectuur, beginselen van de architectuur, burgerlijke bouwkunde, technologie van de elementaire bouwvakken) en Raymond Lemaire (architectuurgeschiedenis, toegepaste esthetica en kerkelijke architectuur; tot 1953). Reusens werd in 1900 opgevolgd door René Maere. Met de wet van 21 mei 1929 werd het diploma burgerlijk ingenieur-architect erkend als wettelijke graad. De opleiding duurde vanaf nu, net als de andere ingenieursopleidingen, vijf jaar: na een basisopleiding van twee studiejaren volgen drie studiejaren voor een gespecialiseerde opleiding (de gemeenschappelijke vakken en de gespecialiseerde vakken werden vastgelegd bij wet). In 1930 werd Emile Goethals aangesteld als docent van de colleges burgerlijke bouwkunde, beginselen van de architectuur en architectonisch ontwerpen. Tot 1967 was de opleiding tot burgerlijk ingenieur-architect erg bouwtechnisch gericht. Met ingang van het academiejaar 1967-1968 werd het studieprogramma ingrijpend hervormd, met meer ruimte voor mens- en architectuurwetenschappen (architectuur- en ontwerptheorie, architectuurgeschiedenis, stedenbouw, architectuurkritiek) en een belangrijk pakket architectonisch ontwerpen, naast de technisch-wetenschappelijke component (bouwfysica, rationalisatie, constructie van gebouwen). In tegenstelling tot de andere richtingen burgerlijk ingenieur, waarin de specialisatie pas vanaf het derde studiejaar gebeurde, werd de opleiding tot ingenieur-architect nu vanaf de eerste kandidatuur afzonderlijk ingericht. Paul Felix, die in 1952 Emile Goethals opvolgde, speelde een belangrijke rol in de programmahervorming. In 1992 werd het studieprogramma opnieuw hervormd met een grotere klemtoon op het ontwerpen en een apart toelatingsexamen. In 2004-2005 werd het toelatingsexamen afgeschaft en werd het programma stapsgewijs hervormd volgens de Bachelor-Masterstructuur. Sindsdien bestaat de opleiding tot burgerlijk ingenieur-architect uit een driejarige Bachelor-opleiding, gevolgd door een tweejarige Master-opleiding (die, zoals steeds na een stageperiode van twee jaar, toelating geeft tot het beroep van architect). De master kent drie opties: Architectuur Ontwerp (AO), Stedelijk Project (SP) en Bouwtechnisch Ontwerp (BO). De vroegere licenties Licentie Stedebouw en Ruimtelijke Ordening en de Bijzondere Licentie in de Monumentenzorg werden in de twee centra voor postgraduate opleidingen hervormd tot 'Master na Master'-diploma's Master of Human Settlements, Master of Conservation of Monuments and Sites en Master of Urbanism and Strategic Planning. Is archiefvormer van Archief van het secretariaat van het Departement Architectuur, Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening (ASRO), bewaard door Universiteitsarchief KU Leuven Bronnen en literatuur Bronnengids architectuuronderwijs Vlaanderen, VAi/CVAa, Antwerpen, 2012. DE MAEYER Jan; VAN MOLLE Leen (eds), 'Joris Helleputte. Architect en politicus 1852/1925', deel 1, KADOC-Artes 1, Leuven, pp. 51-61. VAN HOVE Herwig, 125 jaar ingenieursopleiding te Leuven 1864-1989. Gedenkboek, Antwerpen, 1988. VERPOEST Luc, ‘125 jaar ingenieursopleiding aan de Katholieke Universiteit te Leuven. De eerste halve eeuw, 1864-1914: de vorming van katholieke ingenieurs’, in: Onze Alma Mater, april 1989, jg. 43, nr. 1, pp. 25-51. VERPOEST Luc, ‘125 jaar ingenieursopleiding aan de Katholieke Universiteit te Leuven. De tweede halve eeuw, 1914-1964: van Speciale Scholen tot Faculteit der Toegepaste Wetenschappen’, in: Onze Alma Mater, december 1989, jg. 43, nr. 4, pp. 383-397. VERPOEST Luc, Het architectuuronderwijs in België 1830-1890: aspecten van de institutionele geschiedenis, doctoraatsverhandeling, KU Leuven, 1984. http://www.asro.kuleuven.be Referenties in andere databanken ODIS http://www.odis.be/lnk/OR_39454 Gecontroleerde trefwoorden Beroepen of funties 19 - onderwijsorganisatie (organisatie) Disciplines Architectuur Stedenbouwkunde Ruimtelijke ordening