Jean Delvin

Zoon van een huisschilder.docent KASK Gent: Volgde op 28-jarige leeftijd de bloemenschilder Jean Capelnick op als docent van de Klas der Grondbeginselen. In 1892 nam hij ook de Klas van Antiek hoofd over, ter vervanging van Lodewijk Tytgadt. In de vroege jaren negentig werkte hij, met de goedkeuring van de toenmalige directeur Tytgadt, aan een grondige evaluatie van de academie, wat zijn neerslag vond in het belangwekkende 'Projet de réorganisation des cours à l'Académie des Beaux-Arts à Gand', dat hij in juli 1892 aan het Stadsbestuur voorlegde: de opleiding voorzag niet in de hedendaagse eisen, o.a. door gebrekkige praktijkervaring. Wilde afstand nemen van het besloten, enggeestige karakter van de academie. Onder zijn bestuur werd programma-hervorming doorgevoerd in 1912-1913.directeur KASK Gent: ingrijpende veranderingen qua onderwijs (pedagogiek, didactiek, programma) en infrastructuur doorgevoerd, met steun van Stadsbestuur en Staat (Commissie van Toezicht der Academie). Hij slaagde er in kredieten te verkrijgen voor de modernisering van de gebouwen en een nieuwe vleugel aan de Academiestraat (1910). Wat het lessenpakket betreft, richtte hij vanaf 1906 de cursussen in van de geschiedenis van het ornament, decoratieve kunst, geschiedenis van de bouwkunst en toegepaste architectuur. Hij realiseerde ook de inrichting van een cursus technologie der materialen. Hij streefde er eveneens naar om de schilderkunst toe te voegen aan de leergangen, wat tot dan niet het geval was. Delvin zou zelf deze Schilderklas leiden. Hij hechtte eveneens veel belang aan de inrichting van een bibliotheek met leeszaal. Vanaf 1904 was er een bibliothecaris ter beschikking.Ook in de cursus kunstgeschiedenis toonde Delvin zich een aandachtig modernist. De cursus, 1912 gevolgd door bijna 1000 studenten, genoot ook ruime bekendheid buiten de academie. Na zijn officieel afscheid in 1913 bleef hij als directeur ad interim en inspecteur voor de academie werken, tot Oscar Vande Voorde hem opvolgde.