Organisatie, Faculteit Toegepaste Wetenschappen (KU Leuven)

In 1961 werd de Faculteit der Toegepaste Wetenschappen opgericht, voor de inrichting van de ingenieursopleiding. Voordien werd de ingenieursopleiding ingericht door de Ecoles Spéciales, welke als (relatief autonome) entiteit functioneerden binnen de Faculteit Wetenschappen. Reeds tijdens en kort na WOI werd nagedacht over een zelfstandige Faculteit Toegepaste Wetenschappen, los van de Faculteit Wetenschappen. O.a. Arthur Vierendeel was sterk voorstander van deze splitsing.
In 1964 werd –enige tijd nadat dit in andere faculteiten was gebeurd - de volledige splitsing volgens taalregime doorgevoerd in de Faculteit Toegepaste Wetenschappen. Vanaf 1971 (intussen was de splitsing volgens taalregime tot het bovenste niveau doorgevoerd, en bestond de K.U.L naast de U.C.L.) werden de faculteiten, geassocieerde instituten, geëigende onderwijs- en onderzoekscentra, steunpunten en expertisecentra van de KU Leuven ondergebracht in drie grote afdelingen, nl. de Groep Wetenschap en Technologie, de Groep Humane Wetenschappen en de Groep Biomedische Wetenschappen. De Groep Wetenschap en Technologie bestaat uit de Faculteit Wetenschappen, de Faculteit Toegepaste Wetenschappen en de Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen.
Vanaf het academiejaar 1981-1982 bestaat de Faculteit Toegepaste Wetenschappen (nu Faculteit Ingenieurswetenschappen) uit 7 departementen: Architectuur, Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening (ASRO), Burgerlijke Bouwkunde (BWK) (tot 1981 maakten de afdelingen architectuur en bouwkunde samen deel uit van het departement constructie ), Chemische Ingenieurstechnieken (CIT), Computerwetenschappen, Elektrotechniek (ESAT), Metaalkunde en Toegepaste Materiaalkunde (MTM) en Werktuigkunde (MECH). Tot de faculteit behoren ook 2 interdepartementale centra: Raymond Lemaire International Centre for Conservation (RLICC, Centrum voor Monumentenzorg) en Centrum voor Industrieel beleid.